Vrijstelling vpb-plicht stichtingen en verenigingen

Sinds 1 januari 2012 geldt een algemene vrijstelling voor de VPB-plicht voor stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven. De zogenaamde generieke (drempel)vrijstelling.

Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven, zijn in beginsel belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor instellingen in de zorgsector geldt een vrijstelling, indien meer dan 90% van het werk uit genezing, verpleging of verzorging bestaat. Hierdoor vallen veel instellingen zoals welzijn, maatschappelijk werk en prenatale zorg, kinderopvang, advies en begeleiding buiten de vrijstelling en worden zij als VPB-plichtig aangemerkt.

Voor ondernemende stichtingen en verenigingen zijn de VPB-regels veranderd vanaf 1 januari 2012. Deze instellingen kunnen daarom met een grote VPB-heffing te maken krijgen. Om dit te voorkomen konden de instellingen voor het belastingjaar 2012 tot 1 juli 2013 kiezen voor een vrijwillige VPB-plicht. Hebben zij dit niet gedaan, dan vallen zij automatisch onder de generieke drempelvrijstelling.

Inhoud generieke vrijstelling

Stichtingen, verenigingen en vergelijkbare organisaties die een onderneming drijven, zijn van rechtswege vrijgesteld van vennootschapsbelasting als:

  • de fiscale winst in een jaar niet meer is dan € 15.000 en
  • de fiscale winst in een jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar bij elkaar niet meer is dan € 75.000

De winst in enig jaar kan dus hoger zijn dan € 15.000 als zij in het jaar daarvoor en de voorafgaande vier jaar niet hoger is dan € 75.000.

Gevolgen generieke vrijstelling

  • Als de stichting e.a. onder de generieke vrijstelling gaat vallen raakt zij eventuele verrekenbare verliezen uit voorgaande jaren kwijt.
  • De stichting e.a. moet dan in het laatste jaar voorafgaand aan de vrijstelling afrekenen over de stille en fiscale reserves en/of goodwill.

Keuze voor belastingplicht

Soms kan het gunstig zijn om wel belastingplichtig te zijn. De stichting e.a. kiest er dan voor om niet te worden vrijgesteld. Deze keuze maakt u voor een periode van 5 jaar. Stuur hiervoor een brief naar uw belastingkantoor binnen 6 maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Voor culturele instellingen geldt dat zij deze keuze maken voor een periode van 10 jaar.