Vergoedingsrechten sinds 1 januari 2012

Per 1 januari 2012 is het huwelijksvermogensrecht gewijzigd. Een van de belangrijkste wijzigingen betreft de vergoedingsrechten.

Als echtgenoten onder huwelijkse voorwaarden met een algehele uitsluiting van goederen getrouwd zijn, kunnen vergoedingsrechten ontstaan. Dat komt doordat met privé vermogen van de ene echtgenoot goederen ten behoeve van de andere echtgenoot worden aangeschaft of als één van de echtgenoten met privé vermogen een schuld aflost die betrekking heeft op een goed van de andere echtgenoot.
Als er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen kunnen vergoedingsrechten ontstaan doordat één van de echtgenoten met privé vermogen bijdraagt in de aanschafprijs van een goed dat in de gemeenschap van goederen valt of met privé vermogen een schuld aflost die betrekking heeft op een goed dat in de gemeenschap van goederen valt.

Tot 1 januari 2012 gold dat vergoedingsrechten nominaal waren en er is dus geen rente over vergoed werd. Sindsdien is de zogenoemde beleggingsleer opgenomen in de wettelijke bepalingen over het huwelijksvermogensrecht. Voor vergoedingsrechten ontstaan na 1 januari 2012, geldt dat de echtgenoot die een vergoedingsvordering heeft, meedeelt in de waardestijgingen of –dalingen van het goed dat met zijn privé vermogen is aangeschaft en/of waarmee de schuld die betrekking heeft op dat goed is afgelost.

Om de hoogte van het vergoedingsrecht te kunnen bepalen dient allereerst vastgesteld te worden welk deel van de aanschafprijs of de schuld voldaan is met privé vermogen.  De vergoeding bedraagt namelijk een deel van de waarde van het goed dat gelijk is aan het deel dat met privé vermogen voldaan is. Voor de waarde van het goed dient uitgegaan te worden van de waarde op het moment dat het vergoedingsrecht daadwerkelijk voldaan wordt.

Voor de berekening van de hoogte van het vergoedingsrecht maakt het ook nog verschil of er met privé vermogen is bijgedragen in de aanschafprijs van het goed of dat met privé vermogen een (deel van de) schuld is afgelost die na de aanschaf met betrekking tot dat goed is aangegaan.

Als er met privé vermogen van één van de echtgenoten is bijgedragen in de aanschafprijs van een goed van de andere echtgenoot of de gemeenschap, komt de vergoeding overeen met de verhouding tussen hetgeen uit privé vermogen is bijgedragen en de totale aanschafprijs van het goed. Ditzelfde geldt ook als één van de echtgenoten met privé vermogen aflost op een schuld van de andere echtgenoot of de gemeenschap die is aangegaan voor de aanschaf van het goed.

Indien er met privé vermogen wordt afgelost op een schuld van de andere echtgenoot of de gemeenschap die is aangegaan voor een extra investering in een goed van die andere echtgenoot of de gemeenschap, bijvoorbeeld een extra hypotheek voor de verbouwing van de echtelijke woning, bedraagt de vergoeding een deel van de waarde van het goed dat overeen komt met de verhouding tussen de aflossing met privé vermogen en de waarde van het goed op het tijdstip van die aflossing.

De beleggingsleer is niet van toepassing, indien er privé vermogen van één van de echtgenoten aangewend wordt voor de aanschaf van verbruiksgoederen (goederen die, bij een normaal gebruik, in beginsel hun waarde niet zullen behouden) van de andere echtgenoot of de gemeenschap of indien daarmee wordt afgelost op een schuld die is aangegaan voor (de verkrijging van) een dergelijk goed.

Dat het nominale stelsel en de beleggingsleer tot een totaal andere uitkomst leiden, kan geïllustreerd worden aan de hand van onderstaande casus. Een vergelijkbare casus, gewezen onder het tot 1 januari 2012 geldende recht, is beoordeeld door de Hoge Raad in zijn uitspraak van 27 januari 2012 (LJN BU6510).

Voorbeeld

Partijen zijn getrouwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden met een algehele uitsluiting van goederen. Tijdens het huwelijk koopt de man een aandelenportefeuille voor een bedrag van € 50.000,00. Voor de aanschaf daarvan sluit hij een lening voor hetzelfde bedrag. De vrouw lost in 2008 een bedrag van € 25.000 (50%) af op de lening van de man. Daardoor ontstaat er voor de vrouw een vergoedingsrecht.

Nominale vergoeding

Omdat de vrouw in 2008 € 25.000 op de lening van de man heeft afgelost, is het oude recht van toepassing. Waardestijgingen en/of –dalingen zijn niet relevant voor de bepaling van de hoogte van het bedrag dat de man aan de vrouw dient te vergoeden. De man moet het door de vrouw verschafte bedrag van € 25.000 nominaal aan haar terug betalen.

Beleggingsleer

Als de vrouw na 1 januari 2012 een deel van de lening van de man aflost, is op haar vergoedingsrecht het huidige recht van toepassing en deelt zij wel mee in de waardestijging en/of –daling van de aandelenportefeuille.

Omdat zij met privé vermogen een schuld van de man heeft afgelost die is aangegaan voor de aanschaf van de aandelenportefeuille, komt haar vergoedingsrecht overeen met een deel van de waarde van het goed dat gelijk is aan de verhouding tussen het door haar afgeloste bedrag en de totale aanschafprijs van het goed.

Als partijen na 1 januari 2012 gaan scheiden dient de waarde van de aandelenportefeuille op dat moment voor de berekening van de hoogte van de vergoeding in aanmerking te worden genomen.

Stel dat de waarde van de aandelenportefeuille aan het einde van het huwelijk € 60.000 bedraagt. De aanschafprijs was € 50.000. Daarvan is de helft met privé vermogen van de vrouw afgelost. De vrouw heeft derhalve recht op vergoeding van de helft van de waarde van de aandelenportefeuille, oftewel op een bedrag van € 30.000.
LET OP In geval van waardedaling geldt het omgekeerde.

Tot slot

In huwelijkse voorwaarden kunnen echtgenoten afwijken van de wettelijke bepalingen omtrent het huwelijksvermogensrecht.
Er kan bijvoorbeeld overeengekomen worden dat alle vergoedingen nominaal zullen zijn. Op die manier kan de beleggingsleer buiten toepassing worden gelaten. In verband daarmee is het van belang, dat het sinds 1 januari 2012 gemakkelijker is geworden om tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden te laten maken of wijzigen, omdat het vanaf die datum niet langer nodig is daarvoor toestemming aan de rechtbank te verzoeken. Een notariële akte van huwelijkse voorwaarden en inschrijving daarvan in het huwelijksgoederenregister volstaat.
LET OP Als er voor die tijd sprake is van een algehele gemeenschap van goederen, wordt door het opmaken van de akte van huwelijkse voorwaarden de gemeenschap verbroken en zal tussen de echtgenoten verdeeld moeten worden.