Stamrechtovereenkomst

Een gouden handdruk moet ingaan op de in de stamrechtovereenkomst opgenomen ingangsdatum. De wettelijke uiterste ingangsdatum is het jaar waarin men de 65-jarige leeftijd bereikte (nu: de AOW-leeftijd). Met het oog op de aangeleverde gegevens had het stamrecht dan ook, uiterlijk in 2011 in moeten gaan.

Als het stamrecht niet ingaat op de uiterste wettelijke datum (2011), dan voldoe je niet langer aan de wettelijke voorwaarden. Het stamrecht zou dan ook in 2011 volgens het toenmalige Artikel 19b Wet op de loonbelasting tegen de waarde in het economisch verkeer belast moeten worden. In de aangifte inkomstenbelasting zou in dat jaar tevens 20% revisierente geheven worden. De revisierente voor oneigenlijke handelingen met een stamrecht is pas in 2014 uit de wettekst verdwenen. En ook is in dat jaar eenmalig(in 2014) een afkoopmogelijkheid in de wet opgenomen. Nu dit niet is gebeurd blijft de uitkeringsverplichting in principe in stand.

Dit houdt in dat vrijval van de stamrechtverplichting in principe niet mogelijk is. Het uitkeringsrecht blijft bestaan en het afzien van dit recht leidt tot volledige belastbaarheid van het stamrecht in het jaar van afzien, behalve als sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Voor zover er sprake is van een rekening-courantvordering op de begunstigde, zal niet snel sprake zijn van een ‘niet voor verwezenlijking vatbaar’ recht. De rekening-courantvordering kan namelijk verrekend worden met de toekomstig stamrechtuitkeringen.