Revisierente vormt een vergoeding van het door de staat geleden economische nadeel doordat achteraf bezien ten onrechte uitstel van belastingheffing heeft plaatsgevonden als gevolg van de aftrek die is verleend voor onder andere de pensioenpremie, de lijfrentepremie, de koopsom voor een fiscaal gefaciliteerde lijfrente of de inleg in een loondervingsstamrecht.
Met 20% revisierente wordt de belastingrente benaderd die in totaal zou zijn verschuldigd als de afgetrokken premie, koopsom en inleg zouden kunnen worden nagevorderd. Omdat de verschuldigdheid van revisierente uitsluitend ten doel heeft het door de staat geleden nadeel over het ten onrechte genoten belastinguitstel te vergoeden, is revisierente – net als de verschuldigdheid van heffingsrente (thans belastingrente) – geen straf (vergelijk HR 8 december 1993, BNB 1994/51).
De wet bevat voor bepaalde situaties overigens een tegenbewijsregeling. Op grond van deze regeling heeft een belastingplichtige de mogelijkheid aan de hand van een schriftelijk verzoek aannemelijk te maken dat de revisierente minder moet bedragen dan 20% van de waarde in het economische verkeer van de pensioenaanspraak respectievelijk 20% van het bedrag dat als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking wordt genomen. Als dat verzoek wordt gehonoreerd wordt de revisierente gesteld op het bedrag dat feitelijk aan belastingrente zou zijn berekend indien navordering mogelijk zou zijn.
Bij de afkoop van een koopsompolis is het in rekening brengen van revisierente ook gerechtvaardigd, omdat het belastinguitstel (koopsom aftrekbaar, geen heffing in box 3 over de polis, uitkering belast) slechts wordt verleend indien een belastingplichtige de bij aankoop kwalificerende lijfrente ook gebruikt voor een levenslange periodieke uitkering vanaf het bereiken van de pensioenleeftijd.
Het niet rekenen van revisierente zou erop neerkomen dat belastingplichtigen zonder enige vergoeding voor het door de fiscus gelopen rentenadeel belastingheffing zouden kunnen uitstellen.