Op 16 september 2016 oordeelde de Hoge Raad in HR:2016:2080, dat er toch een herinvesteringsreserve mag worden gevormd, indien de boekwinst ontstaat door gehele of gedeeltelijke onttrekking aan het ondernemingsvermogen.
Op grond van eerdere rechtspraak mocht alleen bij verkoop van een bedrijfsmiddel de boekwinst worden gereserveerd in een herinvesteringsreserve. Indien een bedrijfsmiddel door de ondernemer werd onttrokken aan het ondernemingsvermogen, mocht dit niet, omdat er geen verkoopopbrengst was als bedoeld in artikel 3.54, lid 1, Wet IB 2001 en verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 1970, nr. 16322, ECLI:NL:HR:1970:AX5829, BNB 1970/93.
In de onderhavige situatie oordeelde het Hof dat er geen sprake was van een voornemen tot herinvesteren en dus de herinvesteringsreserve niet was toegestaan.
Echter de HR oordeelde dat het Hof eerst moest onderzoeken of er geen aanwijzingen waren om toch over te gaan tot herinvesteren, bijvoorbeeld door opgevraagde offertes, gespreksverslagen met accountants of anderszins.