De door de Belastingdienst bepleitte beperkte toepassing van de doorschuiffaciliteit is door de Hoge Raad afgewezen. Dit betekent minder vaak fiscale afrekening van stakingswinst in de inkomstenbelasting.
In principe moet fiscaal worden afgerekend in Box I wanneer een ‘werkzaamheid’ tot een onderneming wordt uitgebreid. Zie ook Geruisloos doorschuiven.
De ‘werkzaamheid’ is dan immers gestaakt, waardoor de eventuele boekwinst als stakingswinst in Box I wordt belast. Een ‘werkzaamheid’ betreft werkzaamheden die niet gelden als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking. Dit zou bijvoorbeeld een situatie van ‘terbeschikkingstelling’ kunnen zijn, waarbij een ondernemer vanuit privé een bedrijfspand verhuurt aan zijn onderneming.
Om een dergelijke ‘niet-zinvolle’ fiscale afrekening te voorkomen, geldt een bijzondere doorschuifregeling (artikel 3.99 Wet IB 2001), waarbij in voorkomende situaties fiscaal niet hoeft te worden afgerekend over de vermeende stakingswinst. Hoewel de Belastingdienst en Staatssecretaris van Financiën een andere mening waren toegedaan, heeft de Hoge Raad recent bevestigd dat deze doorschuiffaciliteit ook van toepassing is voor situaties van terbeschikkingstelling.
In het desbetreffende arrest (Hoge Raad van 13 mei 2016, nr. 15/02667) speelde de volgende situatie. Belanghebbende en haar schoonzuster zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van een hoeve, welke zij verpachten aan hun echtgenoten (twee broers), die in maatschapsverband een akkerbouwbedrijf exploiteren. Sinds 2001 geeft belanghebbende haar aandeel in onder meer de pachtopbrengst van het verpachte gedeelte in haar aangifte aan als ‘werkzaamheid’; er is immers sprake van terbeschikkingstelling van de hoeve aan de door de echtgenoten gedreven maatschap.
In 2011 is de maatschap omgezet in een V.O.F., waarbij belanghebbende en haar schoonzuster zijn toegetreden. Belanghebbende heeft in 2011 haar inkomsten uit de V.O.F. aangegeven als winst uit onderneming en haar aandeel in de hoeve aangemerkt als ‘buitenvennootschappelijk’ ondernemingsvermogen. De Belastingdienst heeft de aangifte inkomstenbelasting 2011 vervolgens gecorrigeerd, omdat zij van mening is dat belanghebbende de eerdere terbeschikkingstelling van de hoeve aan de maatschap in 2011 heeft beëindigd, waardoor belanghebbende over de boekwinst op de hoeve moet afrekenen in Box I.
Een beroep van belanghebbende op de doorschuifregeling werd niet gehonoreerd door de Belastingdienst. De Rechtbank verwierp echter dit standpunt, omdat uit de wetsgeschiedenis duidelijk blijkt dat de doorschuifregeling ook zou moeten gelden voor de ‘terbeschikkingstellingsregeling’. Via een ‘sprongcassatie-procedure’ heeft de Hoge Raad dit standpunt van de Rechtbank bevestigd. De door de Belastingdienst gewenste beperkte toepassing van de doorschuiffaciliteit is dan ook door de Hoge Raad terecht niet gehonoreerd.
Voor meer informatie: uitspraken.rechtspraak.nl
Bron: TEKZ belastingadviseurs