Voor de toepassing van de fictieve heffing wordt onder woon-werkverkeer verstaan: het (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht.
Als een dergelijke overeenkomst niet is gesloten, dan geldt zowel voor de ondernemer als voor de werknemer dat alle reizen (heen en/of terug) van de woon- of verblijfplaats naar een bedrijfsadres van de ondernemer1 als woon-werkverkeer kwalificeren.
Bij deze definiëring van woon-werkverkeer waarvan de kosten in de privésfeer liggen, wordt er vanuit gegaan dat het in de regel aan de werknemer of ondernemer is om zijn woonplaats/verblijfplaats te kiezen. Daarbij houdt de werknemer of ondernemer rekening met zijn vaste werkplaats (die bepalend is voor de lengte van het traject) en de wijze waarop het woon-werktraject wordt afgelegd
Definitie woon-werkverkeer
2. Heffing in verband met privégebruik auto
2.1. Definitie woon-werkverkeer
De definitie heeft tot gevolg dat de (heen en/of terug) reizen naar andere plaatsen dan de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet worden aangemerkt als woon-werkverkeer. Zo zal het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats in de regel geen woon-werkverkeer zijn (tenzij dit als vaste werkplaats is overeengekomen). Ook bijvoorbeeld het reizen van een onderhoudsmonteur naar het adres van een klant valt daar dan niet onder. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het gebruikte vervoermiddel als zodanig niet van belang is. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat ook het gebruik van bestelauto’s voor woon-werkverkeer in zoverre kwalificeert als privégebruik.
Voor meer informatie zie besluit_van_de_staatssecretaris_i_v_m__heffing_privegebruik_auto_en_toepassing_bua