Commissaris is geen btw-ondernemer

Bent u lid van een raad van commissarissen of een raad van toezicht van een stichting?
Dan hoeft u mogelijk geen btw te berekenen over de vergoeding voor uw werkzaamheden. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de EU. Wilt u bezwaar maken tegen btw-aangifte of een btw-aanslag?

Volgens een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU op 13 juni 2019 hoeft een lid van een raad van commissarissen (RvC) van een stichting geen btw te betalen over de vergoeding voor zijn werkzaamheden als commissaris.

Commissaris draagt geen bedrijfsrisico

Het Hof deed de uitspraak in reactie op vragen van het Gerechtshof in Den Bosch.
Bij het bepalen of een commissaris van een stichting btw-ondernemer is, gaat het erom of zo iemand zelfstandig economische activiteiten verricht. Volgens het HvJ-EU is dat niet het geval.
De commissaris handelt namelijk voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de betreffende raad.
Hij draagt daarom geen economisch bedrijfsrisico en is dan ook geen btw-ondernemer – ook al voert hij zijn werkzaamheden niet uit als ondergeschikte.

Casus: commissaris voor vier jaar

In de beoordeelde casus ging het over een commissaris in een RvC van een stichting met een wisselende samenstelling van tussen de vijf en de tien leden.
De leden krijgen een benoeming voor een periode van vier jaar en kunnen alleen worden geschorst of ontslagen als ze hun taken verwaarlozen of om andere zwaarwichtige redenen.
Dat besluit moet van de raad zelf komen en vereist driekwart van de uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarbij ten minste driekwart van de leden aanwezig is. Het betrokken lid telt daarbij niet mee.

Bevoegdheden en vaste vergoeding

De bevoegdheden van de betreffende RvC omvatten in het bijzonder het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van het bestuur en het vaststellen van hun arbeidsvoorwaarden, het schorsen van de uitvoering van besluiten van het bestuur, het adviseren van het bestuur, het vaststellen van de jaarstukken, het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van de RvC en het vaststellen van hun vaste vergoeding. Daarnaast kan de president met één of meer leden van de RvC bestuur van de stichting vertegenwoordigen bij een belangenconflict.

De betreffende commissaris ontving voor zijn werkzaamheden voor de RvC een vergoeding van € 14.912.
Op deze vergoeding werd loonheffing ingehouden. De vergoeding is vastgesteld op grond van de Wet Normering Bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en is niet afhankelijk van deelname van de commissaris aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren.

Wel economische activiteit

Het HvJ-EU besliste dat de werkzaamheden van de commissaris een economische activiteit zijn omdat hij ze duurzaam uitvoert. Hij is immers benoemd voor een periode van vier jaar. Bovendien ontvangt hij er een vergoeding voor. Ook al voert de commissaris slechts één taak uit; het is wel een economische dienst.

Niet zelfstandig, dus geen btw

Het HvJ-EU bepaalde om te beginnen dat een commissaris geen werknemer is. De leden van de RvC worden geacht onafhankelijk toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting. Toezichthouden kan namelijk niet in een ondergeschikte positie. Daar staat tegenover dat een lid van de RvC niet in eigen naam, voor eigen rekening of onder eigen verantwoordelijkheid handelt. Bovendien draagt hij geen enkel economisch bedrijfsrisico. Hij krijgt immers alleen een vaste vergoeding, los van zijn deelname aan vergaderingen of feitelijk gewerkte uren. Daarom gelden zijn werkzaamheden volgens het HvJ-EU niet als zelfstandige activiteit. De commissaris is dan ook geen ondernemer voor de btw.

De vraag is nu hoe de wetgever in de praktijk met deze uitspraak omgaat.