Bedrijfsopvolgingsfaciliteit strijdig met gelijkheidsbeginsel

De Bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet 1956 is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod, volgens de Advocaat-Generaal (AG). Mocht de Hoge Raad het oordeel van de AG volgen, dan is het de vraag wat de staatssecretaris van Financiën gaat doen.

Volgens de AG is de door de wetgever aangevoerde rechtvaardiging – het wegnemen of voorkomen van liquiditeitsproblemen bij vererving van ondernemingsvermogen – op zichzelf een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor ongelijke behandeling, maar hij twijfelt eraan of de manier waarop dit in de BOF is uitgewerkt wel juist is, mede gelet op de voortdurende uitbreiding daarvan. De wetgever heeft weliswaar een ruime beoordelingsvrijheid en een vrijstelling van 75% zoals die gold tot 2009 is nog niet duidelijk zonder enige redelijke grondslag. Maar na 2009 is het vrijstellingspercentage in de BOF verder verhoogd van 75% naar 83% en deels zelfs naar 100%. De AG vindt dat voor zover het vrijstellingspercentage hoger is dan 75%, de BOF zijn doel voorbijschiet en er geen gerechtvaardigd onderscheid meer bestaat tussen ondernemingsvermogen en niet-ondernemingsvermogen.

Volgens de AG betekent dit dat rechtsherstel ten gunste van verkrijgers van niet-ondernemingsvermogen moet plaatsvinden, omdat sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Aan hen zou (eveneens) vrijstelling moeten worden verleend naar de mate waarin de BOF in het jaar van verkrijging voorziet in een hogere wettelijke vrijstelling dan 75%.  Of de Hoge Raad het oordeel van de AG volgt, moeten we afwachten. Wanneer de Hoge Raad uitspraak doet is nog onbekend.

TIP Wellicht is het zinvol een lopende bedrijfsopvolging zo spoedig mogelijk af te wikkelen. Bovendien kan het belangrijk zijn om toch tijdig bezwaar te maken tegen een aanslag erf- of schenkbelasting. Bijvoorbeeld omdat er nog (andere) rechtsgronden zijn waarop het bezwaar berust.